Blog

Tellen

Tellen.

Streepjes zetten. Op een oude krant, een koffiefilter. Ik kan me zo voorstellen dat ik dat als oude vrouw zou doen. Met een potlood turven. Na vier streepjes een grote haal erdoor. Zo, de vijf gehaald.

In mijn boek Een hemel zonder schroeven telt Maria, de hoofdpersoon, de grafdagen van haar man. Verward als ze is, zonder volledig besef van tijd, biedt het filterzakje houvast. Een streepje voor elke nieuwe dag dat Aron begraven is.

Nu kan ik een mooi verhaal houden over ‘de dagen leren tellen’, over de vergankelijkheid van het leven (en nog veel meer) – maar het tellen had voor mij, als schrijver, vooral iets intiems. De oude Maria is zo verknocht aan Aron dat ze een soort logboek bijhoudt. Dat dat boek een simpel filterzakje is, maakt het niet minder liefdevol. De grafuren die de tijd in beeld brengen dat ze van haar man gescheiden is, zijn voor haar net zo belangrijk als de eerste romantiek, de eerste verliefdheid.

De Noordweg leek onveranderd. Alsof niets ‘een eerste keer’ kende, niemand ‘een eerste nacht’ meemaakte. Ze dacht terug aan haar samenzijn met Aron, Seths eerste uren en hoe lang ze wakker lag om te controleren of hij nog ademde. Achttien grafuren. Het verleden was voorbij. Er was geen cirkel, geen onderscheid tussen echtelijk bed, wieg en graf.

Soms zijn periodes in je leven het waard om gezien en geteld te worden. Het maakt niet uit of je blij of verdrietig bent, of je het leven gretig opdrinkt of juist probeert te vergeten.

Voor mij was de periode na onze terugkeer uit het buitenland zo’n tijd. We hadden in Congo gewoond, veel onveiligheid meegemaakt – zelfs in die mate dat we moesten evacueren toen een rebellenleger onze stad veroverde. Ik kwam zwanger terug, kreeg onze baby en stortte in. Drie jaar lang had een depressie mij in de greep. Ik telde de dagen, de uren, de minuten.

De flashbacks uit mijn roman zijn een weergave van deze tijd. Of ik het niet eng vind, om mezelf zo kwetsbaar op te stellen? Misschien wel ja. Maar ook weer niet. Omdat ik van stevige, eerlijke literatuur hou, en hopelijk mensen kan bemoedigen.

Gelukkig schijnt de zon weer wat vaker. Mijn zoon speelt elke dag verstoppertje (en telt tot twintig). Ik lig onder het bed, een berg kleren, een wasrek. Ik zie hem en ik zie hem niet.

Wat weg was, werd gezien – wat aanwezig was, genegeerd. Leven moest ze, dingen scheppen, onbereikbare werelden binnengaan.

Tellen heeft iets teders. Door streepjes te zetten vertrouw je het papier, de koffiefilter iets van jezelf toe. Soms zelfs kan een geliefde nabij, heel nabij komen. Of het nu spelend is, of later, als hij je door de dood ontvallen is.