Blog

“Als ik naast U door de kluiten ga…”

Een verhuizing naar de andere kant van het land valt niet mee. Zeker wanneer je eerst tijdelijk in een vakantiehuisje gaat wonen. Over dat huisje straks meer, want het is alleraardigst.

Maar eerst die stickerellende. Ik heb wat geplakt. Vier soorten stickers (verhuisdozen voor ons tijdelijk onderkomen, verhuisdozen voor twee adressen schoonfamilie, verhuisdozen voor opslag). De verhuizers dachten dat we een domineesechtpaar waren. Omdat we zoveel boekendozen hadden. Ik vertelde dat ik schrijver was. Eigenlijk zeg ik dat nooit. “Maar je maakt ook beelden,” zei een verhuizer. “En dát daar.” Hij wees naar een mozaïek met de Alpha en Omega. Ontroerend om te zien hoe voorzichtig hij “dat daar” inpakte.

En toen de reis naar Walcheren. Wetend dat ergens op de snelweg jouw inboedel afreist. En dat je zulke beslissingen voor je zevenjarig kind hebt gemaakt.

Anderhalve maand geleden stierf mijn kat. We reden de woonwijk uit om hem in de tuin van mijn ouders te begraven. Ik heb gejankt. We reden met zijn dode lijf zijn vertrouwde habitat uit. Zoveel onrecht. Ik kon het niet verdragen. Rouw en verhuizen is een ingewikkelde. Tijdens onze eigen verhuizing liet ik geen traan. Ik was moe, enorm moe. Maar ik wist dat het goed was.

In Serooskerke wonen we, op fietsafstand van Middelburg. In een arbeidershuisje, onderdeel van het huis van de voormalige baron (1742). Als kunsthistoricus wil ik hier eigenlijk niet meer weg. Ik voel me wasvrouw en dienstbode. Precies zoals het altijd was. Onze voordeur zit dicht (de koelkast staat ervoor). Postbodes komen achterom. Bij de achterdeur een oude waterput.

Onze overburen hebben een stalletje aan de weg. Peren voor tien cent per stuk. Opbrengst voor KiKa. Met een bak peren liep ik naar mijn nieuwe buurvrouw. Gretha heet ze.

Aan oud papier doen ze hier niet. In elk geval geen papierkliko of (ondergrondse) container in de buurt. Keurig fietste ik naar een inzamelpunt voor plastic en glas. Kon ik nergens mijn papier kwijt. Een dorpsgenoot vertelde me dat elke laatste zaterdag het papier aan de weg gezet wordt. Ik ben vergeten te vragen wie het ophaalt. Vast een club van korfbal/voetbal of vrijwilligers van de zending.

In de supermarkt zijn twee soorten eieren te koop. Biologische (bovenste schap) en vijf schappen vol met Zeeuwse eieren van een bepaald merk. Toen ik dat voor het eerst zag, wilde ik een foto maken. Bij de kassa een rek met stroopwafels van Markus. In een ver verleden moesten we als kind stroopwafels verkopen voor een reformatorische gehandicapteninstelling. Van Markus, en die zijn lekker. En ik altijd maar denken dat Markus en gehandicapten bij elkaar horen.

Rond middageten mag ik van mezelf fietsen. Even door de polder naar het water. De vergezichten, de velden koolzaad, de koeien die (nu) nog buiten staan. Het Veerse meer is om de hoek, het strand vier kilometer hier vandaan. Ik heb zelfs met een schrijfblok aan het water gezeten. Het liefst zie ik niemand, op een eenzame wandelaar met hond na.

Zijn er geen nare dingen? Jazeker. Ik vind het beroerd dat je in de Zeeuwse Bibliotheek geen gratis sprinters kunt lenen. In Apeldoorn kon dat wel. Op die manier bleef ik op de hoogte van de nieuwste (literaire) uitgaven. Hier kost het lezen van een actueel boek 1,25 euro. Ik weet niet wie dat verzonnen heeft. Van de week voor het laatst nog boeken gehaald.

Ik mis mijn ligbad. Maar we hebben warm water en elektriciteit. Mijn moeder heeft een stuk laken aan ons dekbed genaaid omdat het bed lang is. Ze bracht niet alleen haar naaimachine maar ook potten stoofpeertjes mee.

Mijn inboedel voor het atelier staat in de opslag op een industrieterrein. Pakken klei, dozen tegels, tangen, boetseermesjes, de (nog ongebruikte) oven, emmers lijm, stellingkasten. Ik merk dat het kriebelt, maar het ‘mag’ dus even niet. Voorlopig ga ik wat schrijven. Allereerst ga ik verder met het project met Martin de Heer. Zijn grastekeningen vragen om een stukje tekst  – we denken na over een gras(gebeden)boek. Binnenkort komen er weer grassen mijn kant op, zei hij. Verder blijf ik columns voor De Nieuwe Koers schrijven en wil ik vooral mijn kind opvangen uit school (het gaat goed, hij komt soms zingend thuis).

Els Florijn appte mij een gedicht van Werkman. Hoewel het over Groningen gaat, vind ik het zeker gelden voor het landschap hier.

 (…)
Nauw begrensd oneindig land,
Klei en gratie hand in hand.
Volle tarwe, sterke wind,
Die mij aan uw kluiten bindt.
(…)
Geef ons op de nieuwe aarde
Duizend bunder nieuwe klei.
(…)
Geef ons door uw trouw verbond
Hoge luchten, zware grond.

En als ik hier dan weer sta,
Naast U door de kluiten ga,
Knijp ik in Uw Vaderhand:
Dank voor dit oneindig land.