• Special Forces – kamp Moeyersoons

    Wat doe je als schrijver en je een poos in een revalidatiecentrum nabij Brussel verblijft? Eerst natuurlijk trainen en zien te overleven. Maar gaandeweg open ik steeds meer mijn ogen en kijk om me heen. Ik voer gesprekjes aan tafel en luister naar mensen die veel of weinig ‘goesting’ in het leven hebben. Ik proef Belgisch tafelbier bij de warme lunch, lach met een 96-jarige oud-sportjournalist die een tweede glas van het personeel probeert te krijgen en ben vooral veel, heel veel aan het trainen. Dat is geen half uurtje fysiotherapie naar Nederlandse begrippen, maar drie tot vier uur per dag. Deels in de zaal en deels in het water.

  • De overkant

    Ik behoor een andere wereld toe, zei Lewis. Soms zie je een glimp ervan. Maar veel vaker ontwaar je niets. Het is ploeteren, je ontheemd weten en je regelmatig alleen en onbegrepen voelen. Dan kijk ik naar de lucht en praat tegen een onzichtbare God. Dat praten doe ik op de fiets of als ik onkruid trek. Mijn lievelingstekst komt uit de Psalmen. “Uw goedertierenheid is beter dan het leven.”

  • Wees een beetje lief voor elkaar

    Is er nog ruimte voor andersdenkenden? En kun je je individualiteit behouden in een groep? Vragen die urgenter zijn dan ooit. In haar nieuwe roman Zwerm (uitgeverij Van Oorschot) neemt Berthe Spoelstra je mee naar een omheinde Vinex-wijk waar je zonder pasje niet binnenkomt en waar iedereen op iedereen let, een soort mini-controle-samenleving zeg maar. Akke, een pubermeisje, vergelijkt zichzelf met een vinvis die tegen de stroom inzwemt. Ze maakt zich zorgen om onze hete planeet en bedenkt dat ze het systeem moet resetten, ze moet het ventiel losdraaien. Terwijl de buurt wijntjes drinkt en roddelt, ontsnapt Akke met drie kinderen over het hek.

  • Op reis met wandelende man

    Toen ik achttien was, verbleef ik samen met een vriendin een week in Parijs. ’s Nachts deelden we een slaapkamer met Chinezen in een schimmig jeugdhostel (wat een ervaring als je net geslaagd bent voor de middelbare school), overdag waren we zo lang mogelijk op straat. We doorkruisten de stad, bezochten het ene musea na het andere. Ik herinner me de beeldentuin van het Musée Rodin. De beelden overweldigden me. Mijn vriendin flirtte met een tuinjongen bij de rozen. Erachter was De Hellepoort, vol wanhopige figuren. Nu, twintig jaar later, denk ik weleens dat het in die tuin allemaal begon. Dat ik inzag dat schoonheid zich in allerlei gedaanten kan…

  • “Ik schrijf zoals ik ben.”

    Sinds ik op Walcheren woon, wil ik weten welke kunstenaars en schrijvers er wonen. Op een koude, winderige dag ben ik op de thee bij schrijver en illustrator Wim Hofman (80). Voor zijn verjaardag verschijnt een nieuwe verhalenbundel die hijzelf illustreerde. In de serre van zijn huis in Vlissingen vertelt hij over de oorlog (hij was drie), de watersnoodramp (hij was elf), zijn tijd op het internaat, zijn korte priesterschap, zijn vele boeken en vooral: zijn liefde voor de natuur.

  • Leopold, de lefgozer

    Een mondkapje van een zak paardenvoer. Leopold II (1853-1909), de roemruchte koning van België, was bang voor virussen. Heel bang zelfs. Dagelijks informeerde hij of er zieken waren. De kranten die hij wilde lezen, moesten met de hand gestreken worden. Deze informatie troost – we zijn mens.

  • “Als ik naast U door de kluiten ga…”

    Een verhuizing naar de andere kant van het land valt niet mee. Zeker wanneer je eerst tijdelijk in een vakantiehuisje gaat wonen. Over dat huisje straks meer, want het is alleraardigst. Maar eerst die stickerellende. Ik heb wat geplakt. Vier soorten stickers (verhuisdozen voor ons tijdelijk onderkomen, verhuisdozen voor twee adressen schoonfamilie, verhuisdozen voor opslag). De verhuizers dachten dat we een domineesechtpaar waren. Omdat we zoveel boekendozen hadden. Ik vertelde dat ik schrijver was. Eigenlijk zeg ik dat nooit. “Maar je maakt ook beelden,” zei een verhuizer. “En dát daar.” Hij wees naar een mozaïek met de Alpha en Omega. Ontroerend om te zien hoe voorzichtig hij “dat daar” inpakte.

  • Literaire anarchie

    Sinds mijn man een andere baan heeft, is migratie een onderwerp aan de keukentafel. Eerst werkte hij bij een ontwikkelingsorganisatie, we woonden ook in Congo. Nu voert hij gesprekken met (al dan niet uitgeprocedeerde) migranten. Wat ik inmiddels weet, is dat het verhaal rond migratie en asiel ingewikkelder is dan ik dacht. En dat literatuur kan helpen om inzicht te krijgen in een grotere wereld om ons heen.

  • Lieve Spot

    Ik zit hier op een stenen muurtje, vlakbij jou. Achter de oleander lig jij dood te gaan. Er zit zo’n twee meter tussen ons, denk ik. Want katten willen alleen sterven, weet ik. Wil jij dat, alleen sterven? Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om jou alleen te laten. Ik zit bij jou. Ik zeg niets, maar ik ben er. Voel je het?

  • Het leven als een reis

    Vroeger hadden we een dominee die steevast zijn preek begon met: ‘Geliefde medereizigers naar de eeuwigheid.’ Ik vergeet het nooit meer. Het had op de een of andere manier iets warms, het geliefd zijn. Maar ook iets ernstigs omdat het ging om de eindbestemming, het eeuwige, het eindeloze.