Blog

Mediaschuw

Als je met je hoofd op tv bent geweest, ben je iemand. Als je dat niet doet, lijd je een bestaan in de marge. Dat geldt voor veel mensen, maar vooral voor schrijvers. Nog voor je boek uitkomt, moet het publiek weten wie je bent. Nu past dat helemaal in deze tijd: niet alleen schrijvers, maar iedereen is druk bezig met het vormgeven van je imago. Wat deel je wel, en wat deel je niet met sociale media?

Elena Ferrante is een schrijver die weigert in de publiciteit te komen. Zelfs na haar wereldwijde bestsellers blijft ze onwrikbaar bij haar standpunt. ‘Wie werkelijk van literatuur houdt, is als een gelovig mens. De gelovige weet heel goed dat er over de Jezus die voor hem echt van belang is, bij de burgerlijke stand niets, maar dan ook niets te vinden is.’

‘Ferrante is een man,’ kopten veel kranten twee jaar geleden. Tekstanalyse zou op Domenico Starnone wijzen, een inmiddels 74-jarige Italiaans schrijver. Eerder werd gesteld dat ze wél een vrouw zou zijn: Anita Raja, de echtgenote van Starnone. Een team van onderzoekers (die hetzelfde computerprogramma gebruikte die Arnon Grunberg als Marek van der Jagt ontmaskerde) volgde het geld. Miljoenen euro’s die Elena Ferrante verdiend zou hebben met de vierdelige ‘De geniale vriendin-cyclus’ waren naar de bankrekeningen van het echtpaar gegaan.

Na aandringen van haar Italiaanse uitgevers besloot Ferrante lezersvragen schriftelijk te beantwoorden. Onlangs, hoe opmerkelijk!, verscheen bij Uitgeverij Wereldbibliotheek een verzameling vragen en antwoorden onder de titel ‘Frantumaglia, een geschreven leven’.

Eerlijk gezegd ben ik een beetje in de war. Hoe meer ik erin lees, hoe dieper ik in het Ferrante-mysterie kom. Soms kan ze kortaf uit de hoek komen. Iemand vraagt bijvoorbeeld of ze nog steeds achter de keuze staat om in de schaduw te blijven. Ferrante: ‘In de schaduw blijven is een uitdrukking die me niet bevalt. Ze heeft iets van een complot, iets van huurmoordenaars.’ Een andere keer vertelt ze juist heel persoonlijke dingen. ‘Als meisje moest ik er niets van hebben er vrouwelijk uit te zien. Jezelf opmaken, er zin in hebben om dat te doen, het verlangen een jurk aan te trekken die je goed staat, en het idee alleen al van jurk-die-je-goed-staat irriteerden mij, vond ik vernederend.’

Is dit allemaal een marketingstrategie? Ik zou mezelf pijnigen als ik het zou geloven. Tegelijk is het lezen van ‘Frantumaglia’ een spiegel voor me. Zo zal ik niet meer op de achterflap van mijn boek (laten) zetten dat flashbacks ‘deels autobiografisch’ zijn. Ik geloof heilig dat literatuur zijn eigen waarheid heeft. En dat die alleen kan floreren als je als schrijver volledige vrijheid hebt of krijgt. Pas dan kun je zonder zelfcensuur in je eigen verhalen graven.

Deze column verscheen eerder in De Nieuwe Koers