Blog

Maar waar is de moeder?

Vroeger hoorde ik talloze preken over het verhaal van de verloren zoon. Het script was simpel: oudste zoon (gehoorzaam), jongste zoon (losbol) en een vader. Ik leerde dat ik niet weg moest lopen om in zonde te leven. Toen ik ging studeren, las ik het boekje van Tim Keller over de vrijgevige God en verschoof de aandacht van mezelf naar Gods genade. Het was Bart Chabot die mij onlangs tot nadenken stemde. In een Tv-programma over Rembrandts schilderij over de verloren zoon vraagt hij: ‘Maar waar is de moeder?’

Juist moeder de vrouw had haar man kunnen weerhouden om de erfenis mee te geven. ‘Zelf ben ik geestelijk vernietigd door mijn ouders,’ zegt de schrijver. ‘Ik ben niet de verloren zoon, maar zij waren de verloren ouders.’ Dankzij de kracht van fantasie schrijft Chabot zichzelf door het leven, net als Arthur Japin overigens, die misschien wel met dezelfde blik naar het schilderij zal kijken.

Naast de flamboyante, rock-‘n-roll-achtige Chabot was er nog iemand die mij iets leerde over het Bijbelverhaal: de islamitisch opgevoede Abdelkader Benali. Onlangs publiceerde hij de novelle Moeder en zoon. Een verhaal over thuiskomen waarin hij zijn moeder meeneemt naar Sint-Petersburg om Rembrandts verloren zoon te bekijken. Benali schetst zichzelf als een afwezige zoon die vervreemd is geraakt van het kleine, overzichtelijke milieu waarin hij is grootgebracht. Hij schrijft: ‘Wanneer is thuiskomen pijn gaan doen? En wanneer is weggaan van huis bevrijdend geworden? Hoe vaker je thuiskomt, hoe meer pijn het doet. Want je komt thuis omdat je weg bent geweest.’

Moeder weet niet wie Rembrandt is, maar zegt iets wat zeer wijs is. ‘Ik denk dat de vader een weduwnaar is. Een goede vrouw zou hem hebben behoed.’ Ze zegt dat het huis van de vader intact moet blijven en dat de balans tussen de doden en de levenden niet moet worden verstoord.

De waarde van het erfdeel en de rol van moeder de vrouw is iets waar ik, als reformatorisch opgevoed meisje, weinig over meekreeg. Met interesse las ik dan ook verder. Benali vraagt zijn moeder wat er zou gebeuren als hij zijn erfdeel zou opvragen. Zijn moeder is beledigd en hij verzwijgt dat hij dat daadwerkelijk wilde doen. Vertwijfeld vraagt hij zich af welke rol hij speelt. Hij voelt zich geen oudste en geen jongste zoon, ook al lijkt hij met zijn kale hoofd aardig op de jonge knul die Rembrandt schilderde. Zou hij die derde persoon zijn die als een geest op de achtergrond van het schilderij aanwezig is? ‘Ik wil niet opgaan in het niets. Ik wil ergens toebehoren. Een groter verband. Ik wil dat het bestaan zin heeft.’

Dat laatste is existentieel en sluit aan bij de vragen van Bart Chabot. Beide mannen nemen hun vaderschap serieus en verlangen naar iets beters en hogers. Dat ‘ergens toebehoren’ vraag ik me af, gaat dat over een gedeeld verleden in je ouderlijk huis, of over je (nieuwe) gezin, of omsluit dat grotere verband ook een God die, zoals Stephan Sanders in zijn boek Godschaamte zegt, als een moeder welwillend met je praat?

Deze column verscheen in het aprilnummer van De Nieuwe Koers. www.dnk.nl